Het gerechtshof Den Haag heeft vanochtend uitspraak gedaan in het hoger beroep van het kort geding dat Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) tegen de Staat der Nederlanden en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) heeft aangespannen over de ontoereikende asielopvang in Nederland. Het gerechtshof handhaaft de kern van de eerdere uitspraak en stelt vast dat de asielopvang op dit moment niet voldoet aan de wettelijke normen en daarmee schadelijk is voor duizenden asielzoekers. Daarnaast oordeelt het hof, anders dan de rechtbank in eerste aanleg, dat er geen rechtvaardiging bestaat voor de ongelijke behandeling tussen asielzoekers uit Oekraïne en overige asielzoekers. Het hof handhaaft de bevelen van de voorzieningenrechter in het vonnis van 6 oktober 2022 die zagen op bescherming van kwetsbaren, het bieden van speelvoorzieningen aan kinderen, toegang tot onderwijs voor kinderen, het verbod op buiten slapen in Ter Apel en het recht op adequate gezondheidszorg. Daarnaast breidt het hof de werking van deze bevelen uit tot toekomstige asielzoekers. Het hof laat het bevel om binnen negen maanden te zorgen voor adequate opvanglocaties en sanitaire voorzieningen en de getroffen voorzieningen voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) niet in stand.

Inhoud arrest
Concreet heeft het gerechtshof geoordeeld dat de opvang van asielzoekers momenteel op essentiële punten niet voldoet aan de daarvoor geldende wettelijke normen, die volgen uit de Opvangrichtlijn en andere toepasselijke normen. Het hof stelt vast dat de Staat en het COA door de omstandigheden in de huidige noodopvang en crisisnoodopvang niet de fysieke en geestelijke gezondheid van daar verblijvende asielzoekers kunnen garanderen. Het hof wijst daarbij onder meer op het gebrek aan privacy in veel (crisis)noodopvanglocaties, geluidsoverlast en ontoereikende toegang tot noodzakelijke zorg. Bovendien is het hof van oordeel dat de Staat zichzelf in de positie heeft gebracht waarin het bieden van goede opvang nu niet mogelijk is, o.a. door sinds 2016 de opvangcapaciteit af te bouwen. De Staat kan zich dus niet op overmacht beroepen.

Het hof verbiedt de Staat en het COA om kwetsbare asielzoekers in een noodopvanglocatie of een crisisnoodopvanglocatie te plaatsen, tenzij in die locatie in hun specifieke opvangbehoefte kan worden voorzien. Zij worden ook veroordeeld om zich in te spannen om alle asielzoekers zoveel mogelijk medisch te screenen voordat zij vanuit het aanmeldcentrum in Ter Apel worden doorgeplaatst naar een andere opvanglocatie, met name indien die andere locatie een noodopvang- of crisisnoodopvanglocatie is, en indien dit niet lukt zo spoedig mogelijk nadien. Een medische screening is immers noodzakelijk om rekening te kunnen houden met de specifieke opvangbehoefte van asielzoekers waartoe de Staat verplicht is.

Ook worden de Staat en het COA veroordeeld om de opvangvoorzieningen voor alle huidige en toekomstige asielzoekers, aldus vorm te geven dat:

  1. aan asielzoekers in crisisnoodopvanglocaties een wekelijkse financiële toelage conform artikel 14 Rva 2005 wordt verstrekt;
  2. aan minderjarige kinderen toegang wordt verschaft tot speelvoorzieningen (veilige binnenspeelruimte en een speelruimte in de open lucht, wat in het gebouw of de locatie zelf kan zijn, of in de buurt van het gebouw in een openbare ruimte) en onderwijs, waarbij geldt dat dit moet worden aangeboden aan minderjarige kinderen uiterlijk drie maanden vanaf de datum waarop zij asiel hebben aangevraagd;
  3. toegang wordt verschaft tot elke vorm van nodige gezondheidszorg, die ten minste spoedeisende behandelingen en de essentiële behandeling van ziekten en ernstige mentale stoornissen omvat;

Deze bevelen waren reeds opgelegd door de rechtbank Den Haag. Omdat de termijnen die de rechtbank hieraan stelde inmiddels zijn verlopen, moeten de Staat en het COA per direct aan deze verplichtingen voldoen.

Verder veroordeelt het hof de Staat en het COA om per direct iedere vreemdeling die zich bij het aanmeldcentrum in Ter Apel of bij enig ander aanmeldcentrum in Nederland meldt om zich te laten registreren als asielzoeker, te voorzien van een veilige overdekte slaapplaats, voedsel, water en toegang tot hygiënisch sanitair.

Ook oordeelt het hof zoals gezegd, in tegenstelling tot de voorzieningenrechter in eerste aanleg, dat de Staat asielzoekers uit Oekraïne en overige asielzoekers ongelijk behandelt waar het gaat om de opvangvoorzieningen waarvan zij gebruik kunnen maken, terwijl de Staat dat wel zou moeten doen. Het hof acht het voldoende aannemelijk dat Oekraïense asielzoekers in de regel een betere behandeling krijgen dan de andere asielzoekers en oordeelt dat hiervoor geen objectieve rechtvaardiging bestaat. Het hof wijst de vordering van VWN op dit punt desalniettemin af omdat het aan de Staat is om te bepalen op welke wijze hij voldoet aan de verplichting om reguliere asielzoekers en ontheemden uit Oekraïne gelijk te behandelen. Het hof gaat ervan uit dat de Staat naar dit oordeel zal handelen.

Ondanks het oordeel van het hof i) dat de noodopvang, de crisisnoodopvang en de opvang in meer dan incidentele gevallen niet voldoet aan de wettelijke eisen wat betreft slaapgelegenheid en sanitaire voorzieningen en ii) dat de opvang van niet-begeleide minderjarigen (amv’s) niet in alle gevallen wordt voldaan aan de wettelijke eisen voor begeleiding en geschikte huisvesting voor minderjarigen, veroordeelt het hof de Staat en het COA niet tot naleving van deze eisen binnen een bepaalde termijn. Het hof acht het voldoende aannemelijk dat de Staat niet op korte termijn (te weten binnen een termijn die in dit kort geding concreet bepaalbaar is en nog voldoet aan het vereiste spoedeisend belang) aan deze verplichtingen kan voldoen. Dit is dus geen absolute onmogelijkheid, maar het hof acht het niet mogelijk om in kort geding een termijn te bepalen voor het nakomen van deze verplichtingen. Dit neemt niet weg dat de Staat en het COA al het mogelijke moeten doen om de asielopvang volgens de wettelijke vereisten te regelen.

  • Zie hier het persbericht van VWN over de uitspraak
  • Zie hier het arrest van het Hof

VluchtelingenWerk wordt in deze zaak bijgestaan door advocaten Tom de Boer en Thomas van der Sommen.

 

Eerdere berichten

.

Deel dit bericht via

Heeft u een vraag?

Lees in onze privacy verklaring hoe wij omgaan met uw persoonlijke gegevens.