Op vrijdag 1 november 2019 zal om 14:00 uur bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag het kort geding dienen van 55 Nederlandse kinderen en hun 23 moeders tegen de Nederlandse Staat. Zij hebben op 15 augustus 2019 de Staat aansprakelijk gesteld en verzocht om hun repatriëring binnen vier weken. Toen daar geen gehoor aan werd gegeven is de Staat op 17 oktober 2019 gedagvaard. Zij verzoeken de voorzieningenrechter hun repatriëring te gelasten op zo kort mogelijke termijn.
De vrouwen en kinderen verblijven momenteel in twee kampen in Noord-Syrië. De onrust in de regio is groot en de moeders en kinderen verblijven inmiddels gedurende aanzienlijke tijd (sommigen al meer dan twee jaar) onder levensbedreigende en deplorabele omstandigheden in deze kampen. Voorafgaand aan de aangekondigde terugtrekking van de Verenigde Staten en de invasie van Turkije was het totaal aantal sterfgevallen onder de kinderen in de kampen de 300 al gepasseerd. Bovendien is de situatie in de kampen voor de kinderen bijzonder schadelijk voor hun lichamelijke en psychische gesteldheid en ontwikkeling. Zij leven in gevangenschap, zijn getuige van ongeregeldheden en geweld in de kampen waartegen zij onvoldoende worden beschermd, krijgen geen deskundige hulp ter verwerking van de traumatische gebeurtenissen die zij meemaakten en meemaken, kunnen niet naar school en beschikken over onvoldoende sanitaire voorzieningen en voedsel.
Het regeringsbeleid is dat deze vrouwen en kinderen niet worden teruggehaald. De vrouwen en kinderen stellen echter dat de Staat in dit geval een juridische plicht heeft om hen terug te geleiden. Dit baseren zij op twee grondslagen: de maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm en toepasselijke internationale verdragen, waaronder het Internationaal Verdrag ter bescherming van de Rechten van het Kind (IVRK). Ook wijzen zij erop dat vrijwel alle betrokken spelers aandringen op terugkeer (o.a. de Verenigde Staten, de Koerden, Irak, de Verenigde Naties, de Nederlandse strafrechter, het Openbaar Ministerie, de Kinderombudsman, NGO’s, wetenschappers en in toenemende mate ook politieke partijen). Daarnaast stellen verschillende experts dat berechting in de regio geen reële optie is. De kinderen komen gezien hun zeer jonge leeftijd sowieso niet voor berechting in aanmerking. Ook stellen experts dat de gevaren voor de samenleving die mogelijk zouden uitgaan van de moeders en kinderen groter zijn indien zij niet worden gerepatrieerd.
In aanvulling hebben de vrouwen en kinderen de volgende argumenten naar voren gebracht die de Staat verplichten om hen te (laten) repatriëren:
- De kinderen zijn niet verantwoordelijk voor de keuzes van hun ouders.
- De belangen van Nederlandse kinderen dienen op grond van het IVRK altijd als eerste uitgangspunt te worden genomen bij alle besluitvorming die hen aangaat.
- Het gebrek aan officiële diplomatieke banden met Syrië en de Koerden is geen excuus om niet tot actie over te gaan en Nederland is daar ook toe in staat, al dan niet in samenwerking met andere landen, zoals de Verenigde Staten of Frankrijk en recentelijk ook Turkije en Rusland. De Verenigde Staten in het bijzonder hebben, ook zeer recentelijk nog, aangeboden de repatriëring van de Nederlandse moeders en kinderen op zich te willen nemen c.q. daarin te assisteren en Frankrijk heeft Nederland eerder dit jaar concreet geholpen bij de repatriëring van twee Nederlandse weeskinderen.
- Nederland handelt in strijd met de bestaande zorgplicht ten opzichte van de eisers. Deze zorgplicht kan mede worden afgeleid uit de diverse mensenrechtenverdragen waarbij Nederland partij is en uit eerdere gerechtelijke uitspraken over het recht op diplomatieke bescherming en consulaire bijstand van Nederlandse staatsburgers in het buitenland. De Staat dient in te grijpen indien onderdanen blootstaan aan (levens)gevaar en schending van hun rechten, voor zover dat in redelijkheid mogelijk is. Aan deze standaard wordt in dit geval niét voldaan.
- Aangaande de veiligheid van de kinderen en hun moeders tijdens hun transport naar Nederland en/of de dichtstbijzijnde Nederlandse consulaire post in Erbil (Irak) geldt dat zowel de Koerden als de Amerikanen en de Fransen en Belgen, evenals in totaal 14 andere landen in staat zijn gebleken hun onderdanen op veilige wijze naar eigen land te transporteren, al dan niet rechtstreeks of via Erbil.
- De vrouwen zullen bovendien bij aankomst onmiddellijk worden aangehouden en vastgezet in voor hen gereserveerde cellen op de terroristenafdeling van de PI Vught. Er liggen al strafdossiers tegen hen klaar. Zij zullen strafrechtelijk worden vervolgd voor (in ieder geval) deelneming aan een terroristische organisatie. De ervaring leert dat een succesvolle vervolging voor dit delict mogelijk is, waarbij als onderdeel van de op te leggen straf naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf steeds wordt voorzien in een geleidelijke terugkeer in de samenleving, onder strenge bijzondere voorwaarden en toezicht van overheidswege. Er zijn bovendien diverse mogelijkheden voor slachtoffers om in de strafzaak op te treden. De Kinderbescherming en Jeugdzorg staan klaar om de kinderen op te vangen. Voor de jonge kinderen zijn pleeggezinnen gevonden, al dan niet bij familieleden. Voor de oudere kinderen is een opvanglocatie vastgesteld die gespecialiseerd is in het bijdragen aan deradicalisering.
De vrouwen en kinderen worden bijgestaan door advocaten van vijf verschillende advocatenkantoren: André Seebregts van Seebregts en Saey Advocaten, Tom de Boer en Tamara Buruma van Prakken d’Oliveira Human Rights Lawyers, Elpiniki Kolokatsi van Kolokatsi Advocaten, Bart Nooitgedagt van De Roos en Pen Advocaten en Jeffrey Jordan van Jordan Law.