Het gerechtshof Den Haag heeft bepaald dat de Nederlandse Staat zich niet hoeft in te spannen om 56 Nederlandse kinderen en hun 23 moeders uit Noord-Syrië terug te halen (link). Het hof vernietigt daarmee het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag die de Staat op 11 november 2019 verplichtte om al het mogelijke te doen om de kinderen binnen twee weken terug te geleiden en zo nodig ook hun moeders te repatriëren (link). De Staat stelde na dit vonnis een zogenaamd ‘turbospoedappel’ in dat op 22 november 2019 door het hof ter zitting werd behandeld. Het hof deed op dezelfde dag mondeling uitspraak en publiceerde vandaag ook het uitgeschreven arrest.

Waar de voorzieningenrechter oordeelde dat de belangenafweging in het voordeel van de kinderen dient uit te vallen, gezien de erbarmelijke omstandigheden waarin zij zich bevinden en het feit dat zij geen schuld dragen aan hun situatie, overweegt het hof dat de Staat in dit geval voldoende belangen heeft gesteld voor de weigering om de kinderen (en hun moeders) terug te halen. Het hof overweegt verder dat de rechter een belangenafweging mag maken, maar dat de toets terughoudend dient te zijn nu de vorderingen van eiseressen en hun kinderen nauw verband houden met vragen van nationale veiligheid en buitenland beleid. Op grond van deze marginale toets komt het hof tot het oordeel dat de Staat in dit geval in redelijkheid heeft kunnen komen tot de weigering om zich actief voor de terugkeer van de vrouwen en kinderen in te zetten.

Eiseressen kunnen zich niet vinden in het arrest van het hof. Zij menen dat onvoldoende rekening is gehouden met hun belangen en dat het hof onvoldoende duidelijk maakt waarom de afweging in het voordeel van de Staat is uitgevallen. Blijkens het arrest is het hof niet heel erg overtuigd van de argumenten van de Staat, terwijl het hof de grote belangen van de vrouwen en kinderen om uit Syrië te worden weggehaald juist benadrukt, evenals het feit dat hun grondrechten in de Koerdische kampen waar zij verblijven op het spel staan. Zodoende is onvoldoende inzichtelijk hoe het hof tot zijn conclusie komt. Ook kunnen zij zich niet vinden in de toetsingsmaatstaf die het hof heeft aangelegd, onder meer doordat te weinig rekening wordt gehouden met de verdragsrechtelijk beschermde belangen van de kinderen.

Eiseressen hopen via de Hoge Raad alsnog repatriëring af te dwingen.  In de cassatieprocedure bij de Hoge Raad zullen zij worden bijgestaan door cassatieadvocaat Robert van Galen van het kantoor NautaDutilh.  

De vrouwen en kinderen werden in eerste aanleg en in hoger beroep bijgestaan door advocaten van vijf verschillende advocatenkantoren: Tom de Boer en Tamara Buruma van Prakken d’Oliveira Human Rights Lawyers, André Seebregts van Seebregts en Saey Advocaten,  Elpiniki Kolokatsi van Kolokatsi Advocaten, Bart Nooitgedagt van De Roos en Pen Advocaten en Jeffrey Jordan van Jordan Law.

 

Eerdere berichten:

Deel dit bericht via

Heeft u een vraag?

Lees in onze privacy verklaring hoe wij omgaan met uw persoonlijke gegevens.