De nabestaanden van drie Moslimmannen die na de val van de Srebrenica-enclave werden overgedragen aan de Bosnisch-Servische vijand, zijn teleurgesteld in de Nederlandse Staat nu deze kennelijk voornemens is om zonder nader overleg een schadevergoedingsvoorstel te doen. Uit bronnen blijkt dat hier een kabinetsbeslissing aan te pas zal komen, en dat één en ander volgende week bekend zal worden gemaakt.

Op 6 september 2013 bepaalde de Hoge Raad dat de Staat aansprakelijk is voor de dood van Rizo Mustafić, Ibro Nuhanović en Muhamed Nuhanović. De Hoge Raad bevestigde daarmee de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 5 juli 2011, en maakte een einde aan een jarenlange juridische strijd tussen de nabestaanden en de Staat, die zijn aansprakelijkheid steeds heeft betwist. Direct na de uitspraak op 6 september, gaf minister-president Rutte aan dat hij de zaak snel wilde afhandelen. In november 2013 vond één gesprek plaats tussen de landsadvocaat en de advocaat van de nabestaanden, Liesbeth Zegveld. Sindsdien hebben de nabestaanden echter niets meer van de Staat vernomen. Volgens Zegveld geeft het dan ook geen pas dat de Staat nu opeens aan de pers laat weten dat er van regeringswege een schadevergoedingsvoorstel zal worden gedaan. Zegveld verklaarde gisteren tegenover de NOS:

"Ik heb gewaarschuwd om niet over de hoofden van de mensen te beslissen. Dat is wat nu wel dreigt te gebeuren. Dit wordt een ramp. De nabestaanden willen de zaak graag afsluiten maar krijgen daar niet de gelegenheid voor."

Formeel lopen de schikkingsonderhandelingen met de Staat nog; deze zijn erop gericht de zaak zorgvuldig en in goed overleg af te handelen. Indien de onderhandelingen op niets uitlopen, staat de weg van de schadestaatprocedure open. De slachtoffers zullen zich dan wederom tot de rechter wenden.

Bijlage

Eerdere berichten:

Deel dit bericht via

Heeft u een vraag?

Lees in onze privacy verklaring hoe wij omgaan met uw persoonlijke gegevens.